Werfmeldingen in BOUWSECTOR

De werfmelding aan de RSZ: enkele wijzigingen vanaf 1 juni 2009
Bij werken op een werf is de aannemer in sommige gevallen verplicht om bepaalde informatie te melden aan de RSZ. Deze verplichte “werfmelding” wordt vanaf 1 juni op enkele punten gewijzigd.

Waaruit bestaat de werfmelding?
Voor de start van werken op bouwwerven moet de aannemer bepaalde inlichten verschaffen aan de RSZ. Via deze inlichtingen moet de RSZ de volgende gegevens kunnen registeren:
– een raming van de belangrijkheid van de werken
– een identificatie van de opdrachtgever van de werken en eventuele onderaannemers
– een sluitende opvolging van de financiële RSZ-verplichtingen (bv: inhoudingsplicht)

Het verschaffen van deze inlichtingen aan de RSZ moet door de (hoofd)aannemer gebeuren.
Een onderaannemer heeft zelf geen meldingsplicht aan de RSZ, tenzij hij op zijn beurt zelf een beroep zou doen op een andere onderaannemer. Dan moet de onderaannemer dit melden aan de hoofdaannemer die op zijn beurt de RSZ verwittigt.

De werfmelding geldt voor alle activiteiten die behoren tot het toepassingsgebied van het paritair comité 124 voor het bouwbedrijf.

De werfmelding moet steeds vòòr aanvang van de werken plaatsvinden. Tot op heden gebeurde dit via twee manieren:
– elektronisch via de portaalsite van de sociale zekerheid (Unieke Werfaangifte)
– aangetekend via het formulier ADII 30Bis/1

Enkele belangrijke wijzigingen vanaf 1 juni 2009
Vanaf 1 juni 2009 verandert de regeling rond de werfmelding op volgende punten:

– De werken waarvoor een meldingsplicht geldt, zijn niet langer beperkt tot het toepassingsgebied van het paritair comité 124 van het bouwbedrijf. De verplichte melding wordt uitgebreid naar alle werken “in onroerende staat”. [1] Het toepassingsgebied van de werfmelding wordt hierdoor identiek aan dat van de inhoudingsplicht en de hoofdelijke aansprakelijkheid voor aannemersschulden.
– De werfmelding kan enkel nog elektronisch gebeuren via de portaalsite van de RSZ (Aangifte ‘Unieke Werfmelding’). Het papieren formulier ADII 30Bis/1 verdwijnt.

Werken die vroeger niet aan de meldingsplicht moesten voldoen, maar door de nieuwe reglementering er wel aan worden onderworpen, kunnen genieten van een overgangsregeling.
Die overgangsregeling bepaalt dat werken waarvan de overeenkomst vóór 1 juni 2009 werd afgesloten, niet gemeld moeten worden wanneer zij vóór 1 oktober 2009 zullen beëindigd worden. Indien zij pas na 1 oktober 2009 een einde zullen nemen, moeten zij wél gemeld worden en dit vóór 1 augustus 2009.

Vrijstelling
Sommige werken zijn vrijgesteld van de werfmelding en moeten dus niet aan de RSZ kenbaar worden gemaakt.
Concreet gaat het om:
– werken waar bij de aanvang geen onderaanneming is voorzien
– werken waarvan het totaalbedrag niet meer dan 25.000 euro (exlusief BTW) bedraagt

Deze regeling blijft ook na de wijzigingen van 1 juni 2009 verder bestaan.

Let wel op: deze vrijstelling vervalt wanneer tijdens de uitvoering van de werken aan één van de voorwaarden niet meer wordt voldaan. Bijvoorbeeld als tijdens de loop van de werken beroep wordt gedaan op een onderaannemer of als de kosten de drempel van 25.000 euro overschrijden. In beide gevallen moet de aannemer de RSZ onmiddellijk via elektronische weg op de hoogte brengen van het bestaan van de werken.

Sancties
Het niet of laattijdig melden van de werfgegevens aan de RSZ kan aanleiding geven tot sancties. Hetzelfde geldt bij het meedelen van onjuiste informatie.

Onjuiste info rond de begin- en einddatum van de werken

Het opgeven van onjuiste informatie aan de RSZ kan aanleiding geven tot een forfaitaire vergoeding van 150 euro. Het gaat dan om onjuiste informatie met betrekking tot:
– de begin- en einddata van de werken
– de begin- en einddata van de tussenkomst van onderaannemers
– een op voorhand aangegeven tussenkomst van de onderaannemer die daarna geannuleerd werd en waaarvan de RSZ binnen de vastgestelde termijn niet is verwittigd

Niet- of laattijdige melding
De aannemer die de meldingsplicht niet naleeft, kan een boete oplopen die gelijk is aan 5% van het totale bedrag van de werken (exclusief BTW).

Wanneer een onderaannemer de (hoofd)aannemer schriftelijk niet verwittigt dat hij zelf een beroep doet op één of meer onderaannemers, dan kan deze betrokken onderaannemer een boete opgelegd krijgen. Deze boete is gelijk aan 5% van het totale bedrag van de werken die hij aan de onderaannemer(s) heeft toevertrouwd.

Als de fout bij een onderaannemer ligt, dan zal het bedrag van de boete voor de (hoofd)aannemer verminderd worden met de som die de betrokken onderaannemer voor zijn overtreding zelf reeds aan de RSZ heeft betaald.

Kwijtschelding of vermindering van de sanctie
De RSZ kan de aannemer en de onderaannemers vrijstellen van de betaling van de boete, wanneer zij een geval van overmacht kunnen inroepen en zo aantonen dat zij onmogelijk hun verplichtingen binnen een redelijke termijn konden nakomen.

De vrijstelling kan ook worden toegekend wanneer het gaat om een eerste overtreding op de meldingsplicht en voor zover er geen enkele inbreuk op de wetgeving inzake sociale zekerheid, werkloosheid of de sociale wetgeving werd vastgesteld die verband houdt met de werken die niet werden gemeld.

De boete kan tot 50% worden verminderd wanneer de niet-naleving van de meldingsplicht als uitzonderlijk kan worden beschouwd. In dit geval moeten de aannemer en alle onderaannemers wel geregistreerd zijn en de verplichtingen naleven die zijn voorgeschreven door de RSZ-wet en de uitvoeringsbesluiten.